Op de meeste plaatsen wordt ons verteld hoe we moeten zijn (mooier, slimmer, rijker), wat we moeten doen (beter ons best). Op school, op het werk, maar ook in films en reclames wordt ons één beeld voorgespiegeld: hoe het beter kan. Wie we zouden moeten zijn.
Literatuur doet iets anders.
Literatuur is de plaats waar we zien hoe het erger kan. Het is het domein van personages die nog moeten breken of al gebroken zijn, mislukkelingen en tragische (anti-)helden. Ze zijn verlegen (en het heet geen sociale stoornis), ze zijn preuts (maar hunkeren), ze zeggen niets (maar dromen van een podium) – ze zijn, kortom, menselijk, al te menselijk. En speelbal van de omstandigheden – in dit geval het malicieuze brein van de schrijver. Soms komen ze er in de loop van het verhaal nog bovenop – vaker gaan ze te gronde.
En wij kunnen het boek dichtslaan en weten dat we niet alleen zijn.