Ik had willen beginnen met de neushoorns:
De avond begon al te vallen, de lucht was gelig gekleurd toen het groepje neushoorns opdook, vlak bij de rots die eruitzag als een oude man in een leunstoel. Ze waren kleiner dan ik had verwacht en verrassend rustig, zoals ze tussen de struiken rondscharrelden. We stonden en keken naar ze, zolang we stil bleven staan zouden ze ons niet opmerken. Een moeder met jong snoof geïrriteerd toen een mannetje dichterbij wilde komen. Ze leken wezens uit een andere tijd, per ongeluk overgebleven en dat zou niet lang meer duren. Hun hoorns waren afgezaagd om ze zo goed mogelijk te beschermen tegen stropers, het ivoor opgestapeld in zorgvuldig geheimgehouden magazijnen. Om diezelfde reden liep er een groepje mannen om ze heen met automatische geweren losjes in hun hand, die even afstand namen zodat wij toeristen betere foto’s konden nemen.
Ik herinner me de stilte van die avond, de magie van dat moment. Maar ook de onderdrukte woede in de stem van de gids toen hij vertelde hoe hopeloos de situatie van de neushoorns was. Er werkte domweg te veel tegen: de grote vraag uit China naar het vermeende afrodisiacum van de hoorns, de grote winst voor tussenhandelaren en corrupte politici, de armoede die ervoor zorgde dat mannen hun leven wilden wagen voor een schijntje. Nu, een paar jaar later, heeft het stilvallen van toerisme de kansen van de neushoorns drastisch verminderd, misschien zijn de dieren die ik zag al dood. De gids vroeg ons destijds om het verhaal te vertellen, het op zoveel mogelijk plekken te vertellen en zelf denk ik nog vaak aan die avond terug, aan de tijden die elkaar ontmoetten in dat extreem sterke, extreem kwetsbare dier.
Toch zou het, zie ik nu, een slecht idee zijn om met neushoorns te beginnen. Lees verder in De Gids (betaalmuur)